Metalen plaatjes die de berijder van een rijwiel bij zich moest dragen om te bewijzen dat de verschuldigde belasting betaald was.
Het “Rijwielbelastingplaatje” mag niet verward worden met het “Balhoofdhuisplaatje”. Ook vaak op de fiets aanwezig als aanduiding van het merk (deze balhoofdplaatjes worden ook overigens veel verzameld).
Een overheid heeft altijd veel geld nodig. Belastingen op zeer veel “vreemde” zaken zijn er geweest (o.a. zout, zeep, turf, tabakspijpen speelkaarten, dobbelstenen, deuren, vensters, biljarten).
De rijwielbelasting is in 1897 ingevoerd. Stopte in 1919 en opnieuw ingevoerd in 1924. Vanaf 1892 waren er al lokale rijwielbelastingen en in 1896 een provinciale belasting. Deze waren gekoppeld aan de personele belasting (huurwaarde huis, aantal deuren en vensters, schoorsteen, inboedel, dienstboden). Men droeg geen bewijs van betaling.
De in 1924 ingevoerde belasting gold voor het rijwiel en niet voor de houder. Het bewijs van betaling, het “rijwielbelastingplaatje” diende aan het rijwiel vast te zitten. Dit is later afgeschaft. Plaatjes werden vaak van de rijwielen gestolen. Het mocht nu ook zichtbaar op de linkerborst meegevoerd worden.
Op 1 mei 1941 is de rijwielbelasting door de bezetter beëindigd.
Na de oorlog is de rijwielbelasting niet meer ingevoerd. De opbrengst woog toen niet meer op tegen de kosten van distributie en administratie.
De overheid zou het nu best wel weer willen invoeren. Administratief zijn de ca. 23 miljoen fietsen in Nederland echter nauwelijks te behappen. Handhaving zou niet kunnen. Maar het zit gewoon verstopt in de wegenbelasting die intussen elke autobezitter, wie heeft er geen fiets, zeer ruim betaalt.
Veel landen hebben rijwielbelasting geheven. Frankrijk was in 1893 het eerste land dat het invoerde. De Franse plaatjes werd later als voorbeeld voor de Nederlandse plaatjes gebruikt.
De plaatjes kregen elk jaar een andere vorm. Daardoor was ook vanaf enige afstand te herkennen of het juiste plaatje werd gevoerd.
De plaatjes zijn meestal in messing uitgevoerd. Dit is redelijk weerbestendig en edeler van het ijzer van het rijwiel. Wordt daardoor nauwelijks door de fiets aangetast.
In 1925 was het plaatje van aluminium. Onedeler metaal dan het ijzer van de fiets die het elektrolytisch “opvrat”. Er zijn daardoor nauwelijks mooie plaatjes uit 1925 te vinden. In 1927 is rood messing en in 1939/1940 alpaca (nieuw zilver) gebruikt.
Alle plaatjes zijn bij de Rijksmunt in Utrecht gemaakt.
Het eerste plaatje (1924) naar Frans model. Bekende medailleurs ontwierpen de plaatjes. 1925 tot en met 1933/1934 zijn van de hand van Chr. van der Hoef. Zijn stijl, art-deco, is goed herkenbaar. 1934/1935 en 1935/1936 van W.C. Rozendaal en alle latere van J.C. Wienecke.
Er zijn drie typen plaatjes te onderscheiden.
- Normaal
- Gaatje in het midden (verstrekt aan werklozen)
- Sterretje in het midden (buitenlands ambassadepersoneel).
Er zijn 17 verschillende plaatjes. Ze worden veel verzameld. Men ziet de 17, of een deel ervan, vaak gespijkerd, of met en klein messing bolkopschroefje vast gezet, op een eiken plank,
Info: Wikipedia