RINGENGELD EN MANILLA’S
Aan de Afrikaanse slavenkust ligt de bakermat van het ringengeld en de manilla’s (armbanden). Oorspronkelijk van koper of messing, later ook soms uit ijzer of andere metaallegeringen, werden ze gedurende lange tijd het overheersende betaal-ruilmiddel van de Goudkust tot diep in de Niger.
Zoals de naam reeds doet vermoeden stamt de naam ‘manilla’ uit het Portugees. Het woord is een samenvoeging van de Portugese woorden mao (hand) en anilho (ring), samen manilha.
De Portugezen voeren sinds het begin van de 15e eeuw op de Afrikaanse westkust. Uit op de kusten vergane schepen visten de inlanders (verbogen en gedraaide) koperen bouten op. Zij beschouwden deze als waardevol en verlangden er van de Portugese en andere handelslieden, in plaats van het gladde koper dat eerder werd aangevoerd, meer van.
Of ringen (van wat voor metaal dan ook) al kort voor de Portugese tijd in Afrika gebruikt werden is niet bekend. Hun gelijkenis met prehistorische ringen (bronzen tijdperk), die mogelijk als geld (ruilmiddel) op vele plaatsen op aarde gebruikt zijn, is echter verbluffend.
Al kort nadat de Portugezen de Afrikaanse koperbehoefte ontdekt hadden begonnen zij grote hoeveelheden koper, in manilla-vorm en als ruwe koperplaten, naar Afrika te exporteren. Dit koper werd overal in Europa gewonnen. Het Hongaarse koper uit Neusohl (thans in Slowakije) werd bijvoorbeeld via de Elbe en de Noordzee naar Portugal verscheept en daar vandaan verder naar Afrika.
Ook Engelse en (natuurlijk) Hollandse handelslieden begonnen zich met de lukratieve handel te bemoeien. De Engelsen gingen de manilla’s zelfs op den duur industrieel vervaardigen (Birmingham manilla’s die thans het meest voorhanden zijn).
‘Slimme’ handelslieden die poogden de manilla’s uit voordeliger metalen dan de gebruikelijke metaallegeringen te vervaardigen kwamen van de koude kermis thuis. De Afrikanen accepteerden dit niet (de ringen gaven bij aantikken geen helder geluid) en stuurden de ladingen als waardeloos terug.
De manilla’s waren na verloop van tijd gemeengoed in bijna alle West-afrikaanse landen. De bevolking nam, ook na het vinden van koper in de eigen landen, de productie zelf ter hand. De inlands vervaardigde ringen zijn veelal vakkundig gesmeed, gemodelleerd of gegraveerd. De vorm, gevlochten, gedraaid of gekruld en versierd, werd meestal eerst in bijenwas geboetseerd. De wassen ‘vorm’ werd ingepakt in vormklei of zand waarna het vloeibaar gemaakt metaal de was in de vorm deed smelten en verdampen. Na afpellen van de schil bleef een fraai, zij enigszins ruwe, ring over.
De handelswaarde van de ringen is aan variatie onderhevig geweest. Aan het einde van de 15e eeuw werd 8 à 15 (koperen) ringen voor een slaaf als een eerlijke ruil beschouwd. In 1699 werden eens 500 slaven verhandeld voor 2 koperen ringen per stuk.
Ook na het invoeren van de koloniale geldstelsels is het ringengeld, ondanks tegenwerking van de overheden, nog lange tijd populair gebleven. In Nigeria, waar de ringen pas in 1949 officieel afgeschaft werden, gingen er toen 5 a 6 ringen in een shilling. Op andere plaatsen kon men voor 12 ringen een varken krijgen. De vorm was op het laatst modegevoelig. Bij een verandering van de mode (gietvorm) kon een ring vrij snel zijn waarde verliezen.
Hoewel niet exact bekend, denkt men dat in afgelegen gebieden de ringen ook nu nog in omloop zijn.
Een portemonnaie was nauwelijks bekend. De ringen stonden op stokken voor de hut en dit werd geëerbiedigd. Zo kon al op afstand de welvaart van de bewoner herkend worden. Soms werd een enkele ring als sieraad gedragen. Als sieraad komt men ze nu ook hier regelmatig tegen. Aan rubber banden geregen werden ze soms vervoerd.
Na de oorlog zijn de ringen massaal omgesmolten. Metaalhandelaren in Amsterdam melden nu, bij het zien van manilla’s en ringen, deze in de vijftiger jaren, zonder te weten wat het was, in grote hoeveelheden verwerkt te hebben.
literatuur:
Quiggin, Survey of primitve money.
Samlung Kohler-Osbahr.
Knijnsberg, primitief geld.